Werken met een taalportfolio
Hoe doe je dat?
Met een taalportfolio leren leerlingen hun ontwikkeling in beeld brengen en verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leren.
Een taalportfolio wordt gebruikt bij het gesprek tussen docent en leerling over het leerproces. De benadering van het leren is altijd positief: het gaat om wat de leerling wél kan en om de motivatie om een volgende stap te zetten.
Eigenaarschap
Een taalportfolio is eigendom van de leerling en bestaat doorgaans uit een taalbiografie, dossier en kijkwijzers. Door het werken met een taalportfolio wordt de leerling geleidelijk meer eigenaar van zijn eigen leerproces.
Bij het werken met een taalportfolio staan drie vragen centraal
01
Waar moet ik naar toe?
02
Waar sta ik nu?
03
Hoe gaan we nu verder?
Taalbiografie
Een taalportfolio is eigendom van de leerling en het wordt gebruikt bij het gesprek tussen docent en leerling over de bovenstaande vragen. De benadering van het leren is altijd positief: het gaat om wat de leerling wél kan en om de motivatie om een volgende stap te zetten. Door het werken met een taalportfolio wordt de leerling geleidelijk meer eigenaar van zijn eigen leerproces.
Een taaldossier
Een dossier, dat wil zeggen een verzameling eigen taalproducten en (resultaten van) schoolwerk, waarmee leerlingen hun prestaties in beeld brengen. Uitgangspunt is ook hier: laten zien wat je wél kunt. Ook talige producten van buiten het vak Nederlands kunnen hierin een plek krijgen. Zo kan bijvoorbeeld een link gelegd worden met de beroepsgerichte vakken of ervaringen buiten school..
Kijkwijzers
Een vorm van kijkwijzers waarin concreet is gemaakt wat de beoogde doelen zijn van het taalonderwijs in een bepaalde periode en/of over de leerjaren heen. Deze kunnen door docent en leerling gebruikt worden om afspraken te maken over de (individuele) leerdoelen van de leerling en om te bespreken waar een leerling op bepaald moment staat.