Check (jezelf)!
In deze week/periode staan zelfcontrole en zelfbeoordeling (aspecten van zelfregulering) centraal. Als je ergens aan werkt moet je zo nu en dan nagaan of je inderdaad je doel kunt bereiken. Zo nodig moet je je doel of je werkwijze aanpassen. Een juiste inschatting van de moeilijkheid en omvang van een taak en een goede tijdsplanning zijn belangrijk om je doel te halen. Niet alleen voor jezelf, maar ook in een samenwerking is dit belangrijk.
Doel
Het doel is dat leerlingen beter in de gaten kunnen houden of ze op de goede weg zijn om hun doelen bereiken. Ze krijgen door de uitwisseling in het klassengesprek meer zicht op het gegeven dat situaties kunnen veranderen en dat dit consequenties kan hebben. De leerlingen worden zich meer bewust dat zij zelf hun doel, werkwijze of planning kunnen aanpassen als de situatie daarom vraagt. 'Zelfcontrole' en 'zelfbeoordeling' zijn de begrippen die ten grondslag liggen aan dit klassengesprek.
Afronden
Vraag aan de leerlingen of ze de komende week/werkperiode voor zichzelf zo nu en dan willen nagaan hoe ze aan het werk zijn. Gebruik daarbij de ideeën uit het klassengesprek. Vraag in de komende tijd zelf (of overleg met andere leraren dat zij vragen) aan de leerlingen wat goed gaat, wat minder goed gaat en of ze iets zouden willen veranderen aan een doel, hun manier van werken of de planning. Je kunt ook vragen hoe ze iets aanpakken, wat ze vinden van de moeilijkheid en omvang van een taak en wat ze verwachten van het resultaat.
Lesinhoud met vragen
Introduceer het onderwerp, bijvoorbeeld met het volgende. Iedereen checkt dagelijks van alles. Je kunt checken of je je lunch in je tas hebt gedaan, checken of het feest doorgaat, checken of je vrienden meegaan, etc. Dat is nuttig, want dan weet je waar je aan toe bent, of dat je nog wat moet doen.
Het is ook nuttig om jezelf te checken, want dan weet je of je goed op weg bent. Ben je ontspannen aan het werk of voel je stress? Hoeveel tijd denk je nog nodig te hebben om iets klaar te krijgen? Als je beseft hoe het gaat, dan kun je ervoor kiezen het vol te houden als het goed gaat, of iets te veranderen als het niet zo goed gaat. De vraag is: hoe kun je jezelf checken? Met deze vraag en/of de volgende vragen zijn de leerlingen aan de beurt in het klassengesprek:
- Waaraan denk jij bij jezelf checken? Wat kun je bij jezelf zien? Denk aan zelfvertrouwen, uitstelgedrag, emoties.
- Wat kun je doen om jezelf te checken, om te weten te komen of je op de goede weg bent, bijvoorbeeld met het uitwerken van een opdracht of ergens voor leren?
- Wat kan er veranderen in een situatie, waardoor je iets anders zou moeten doen dan wat je van plan was? Hoe zou je het kunnen oplossen, wat kun je doen?
- Hoe zou je kunnen omgaan met lastige situaties? Wat zou zo’n situatie kunnen zijn? Wat merk je dan, hoe voelt het? Wat zou je kunnen doen om het op te lossen?
- Wat zou je ermee kunnen opschieten als je jezelf zo nu en dan checkt?
- Wat of wie kan jou helpen om jezelf onder controle te houden? Bijvoorbeeld om je aan je planning te houden? Welke tips heb je om iets (een opdracht, huiswerk etc.) op een fijne manier te kunnen doen?
Je kunt leerlingen notities op een (digi)bord laten maken tijdens het klassengesprek. Ze kunnen steekwoorden uit het klassengesprek noteren. Een vraag kan de kapstok zijn waaraan de input van de leerlingen wordt opgehangen. Een andere ordening is natuurlijk ook goed, het gaat erom dat de leerlingen hun inbreng terugzien en er houvast in vinden voor ‘check jezelf’.