4. Visie op het onderwijs
De centrale vraag bij curriculumontwikkeling is: welke doelen en inhouden hebben prioriteit in het onderwijs, en waarom? Om overladenheid te voorkomen en richting te hebben voor het ontwikkelproces, is een heldere visie op onderwijs noodzakelijk. Vanuit de visie maakt een school keuzes over doelen en inhouden, en de andere onderdelen van het curriculaire spinnenweb.
De drie S’en
Hoe complexer de samenleving, hoe groter de druk op het onderwijs om recht te doen aan uiteenlopende belangen. Volgens Tyler (1949) zijn wensen vanuit
- leerling (student),
- (vak)inhoud (subject),
- en maatschappij (society)
bepalend bij het kiezen van onderwijsdoelen en -inhouden voor een school of vak. Een goed curriculum heeft een bewuste balans in deze drie perspectieven. Onderwijsfilosofische en leerpsychologische overwegingen helpen om het ‘wat en hoe’ vervolgens in te perken en te verfijnen.
Hoofddoelen
De indeling van Tyler is vergelijkbaar met, maar niet helemaal hetzelfde als de drie kernopgaven voor het onderwijs:
- Kwalificatie: verwerving van kennis, vaardigheden en competenties voor deelname aan de samenleving, functioneren in het beroepsleven en/of voor een vervolgopleiding.
- Socialisatie: maatschappelijke toerusting, het (leren) deel uitmaken van een groter geheel en kennis maken met waarden en normen van dat grotere geheel (zoals een samenleving, beroepsgroep of organisatie).
- Persoonsvorming: ontwikkeling van onafhankelijke en kritische houding van leerlingen: wat vind ik belangrijk en wie wil ik zijn (in relatie tot de sociale groep waar ik deel van uitmaak, maar waar ik me ook van onderscheid).